Een ERP-integratiestrategie beschrijft de uitgangspunten, aanpak en ontwerpkeuzes om een ERP-systeem te verbinden met andere kernsystemen in de organisatie, zoals MES, UNS, datawarehouses of BI-tools. Het doel is niet alleen data uitwisselen, maar een beheersbare en robuuste informatie-architectuur creëren waarin het ERP zijn rol vervult als kernbron van stamdata en transacties.

Een doordachte integratiestrategie bepaalt of een ERP als een geïsoleerde black box blijft functioneren, of dat het kan bijdragen aan real-time besluitvorming, transparantie in de keten en schaalbare digitale transformatie. Daarbij is het niet voldoende om enkel interfaces te bouwen – de strategie vraagt om een systematische benadering die data-eigenaarschap, modelbegrip en controle over de structuur centraal stelt.


Kernuitgangspunten

  • Schema-controle eerst: begin niet met maatwerkconnectors of API-calls; verkrijg eerst volledige controle en begrip van het ERP-datamodel.

  • Eigen structuur: vertaal het ERP-model naar een canonical schema dat je beheerst en kunt bevragen.

  • Stabiliteit boven snelheid: snelle koppelingen leiden tot technische schuld, schema-controle zorgt voor duurzame integraties.

  • Bevraging en transparantie: elk integratiepad moet leiden tot inzichtelijke, navolgbare datastromen.

  • Iteratief en relationeel: een integratie is nooit ‘af’, maar groeit en verbindt steeds meer contextuele begrippen.

  • Contextueel koppelen: ERP-data moet niet losstaan, maar verweven zijn met productieprocessen, kwaliteitsinformatie en financiële stromen.

Anti-pattern

Interfaces bouwen zonder schema-controle leidt tot broze, moeilijk onderhoudbare koppelingen die vaak opnieuw gemaakt moeten worden.


Belangrijkste kenmerken

  • Data-eigenaarschap: de organisatie bepaalt zelf hoe ERP-data wordt ontsloten en getransformeerd.

  • Flexibiliteit: aanpassingen in het ERP mogen niet direct leiden tot brekende koppelingen.

  • Consistentie: bedrijfsregels uit ERP worden expliciet gemaakt in constraints, validaties en mappings.

  • Schaalbaarheid: de strategie ondersteunt zowel transactionele integraties als analytische toepassingen.

  • Crosslinking: ERP-gegevens worden gekoppeld aan andere domeinen (productie, onderhoud, kwaliteit) in bijvoorbeeld een UNS.

  • Documenteerbaarheid: elke integratiekeuze en mapping moet herleidbaar zijn.


Aanpak

1. Verkennen

Begrijp eerst de context van het ERP-systeem:

  • Welke versie en configuratie draait?

  • Welke communicatiemogelijkheden zijn beschikbaar (SQL, SOAP, REST, middleware)?

  • Hoe beheert het ERP bedrijfsregels en datavalidaties?

  • Welke teams zijn betrokken bij beheer en ondersteuning?

2. Model-acquisitie

Het verkrijgen van het datamodel:

  • Verzamel alle beschikbare documentatie (ERD’s, API-documentatie, datastructuren).

  • Reconstrueer relaties en hiërarchieën (orders, BOM’s, kostencentra, assets).

  • Valideer documentatie met echte queries of API-responses.

  • Identificeer impliciete bedrijfsregels en leg deze vast.

Voorbeeld

Bij een productiebedrijf bleek de API-documentatie verouderd. Alleen via SQL-profielen kwamen verborgen tabellen en kritische relaties (tussen BOM’s en werkorders) aan het licht.

3. Eigen schema bouwen

Vertaal het ERP-model naar een beheersbaar schema dat expliciet bedrijfsregels vastlegt:

  • Leg referentiële relaties vast (foreign keys, constraints).

  • Maak impliciete regels expliciet (bijv. productcode ↔ workcenter).

  • Optimaliseer voor zowel transactionele als analytische queries.

  • Gebruik canonical schema als stabiel tussenmodel richting UNS en andere systemen.

4. Integratie-patronen

Kies de juiste strategie afhankelijk van de situatie:

  • Batch ELT: volledige of incrementele dumps naar staging.

  • CDC (Change Data Capture): log-gebaseerd of timestamp-delta.

  • API-pulls: idempotente calls met paginatie.

  • Middleware taps: data consumeren uit bestaande integratieplatformen, altijd valideren tegen bron.

5. Publicatie naar UNS of andere systemen

Publiceer data uit je eigen schema naar UNS, MES of BI:

  • Houd topics klein en semantisch.

  • Gebruik stabiele keys en versies.

  • Ontkoppel bron-ERP van eindconsumenten.

  • Zorg dat UNS-data altijd herleidbaar is naar het canonical schema.

6. Validatie & performance

  • Test je schema met echte productiedata (niet alleen testdata).

  • Voer performance-tests uit onder realistische loads.

  • Controleer edge cases en inconsistenties (altijd aanwezig in productiedata).

  • Implementeer monitoring en alerts op datastromen en schema’s.


Belangrijkste uitgangspunten

  • Begin bij de kern (database) en niet bij de interface-laag.

  • Leg impliciete bedrijfsregels expliciet vast in je eigen schema.

  • Integreer iteratief: start klein, breid systematisch uit.

  • Koppel contextueel: verbind ERP-gegevens met productie, assets, BOM’s en orders.

  • Documenteer elke stap om onderhoud en overdraagbaarheid te waarborgen.

  • Zie integratie als continu proces: schema’s, mappings en koppelingen veranderen mee met de organisatie.

Iteratief werken

Begin bijvoorbeeld met één domein, zoals order- en productie-integratie. Breid daarna uit met voorraad, finance en kwaliteitsdata.


Extra context en voorbeelden

  • Een integratiestrategie zonder canonical schema leidt vaak tot versnipperde oplossingen: elk nieuw systeem krijgt zijn eigen connector en mapping. Dit resulteert in een spaghetti-architectuur.

  • Door eerst schema-controle te realiseren, ontstaat een stabiele basis waarop meerdere integratiepatronen (UNS, API, ETL) parallel kunnen bestaan zonder elkaar in de weg te zitten.

  • In de praktijk vereist dit nauwe samenwerking tussen IT-teams, procesteams en leveranciers: integratie raakt altijd zowel techniek als business.


Gerelateerde begrippen


← Terug naar Softwaredeployment & Architectuur kaart